Steriele werkruimte

Dit type beschermt de gebruiker en de omgeving tegen biohazards door de lucht in de kast te zuigen en deze via een HEPA H14-filter bovenaan de kast in het laboratorium te blazen. Dit betekent dat ongefilterde lucht langs het product of de proef kan gaan. In de praktijk wordt dit type zelden gebruikt, omdat kruiscontaminatie met lucht meestal een probleem vormt.

Horizontale laminaire flowkasten, crossflowkasten, “clean benches” worden vaak in laboratoria aangetroffen. In dit geval wordt steriele lucht over het te behandelen staal rechtstreeks in de richting van de manipulator geblazen. Echter, in geen geval kunnen ze als bioveiligheidskast beschouwd worden aangezien geen bescherming voor de manipulator noch het milieu wordt geboden.

Dit type biedt bescherming voor zowel de gebruiker als de omgeving tegen biohazards en voorkomt ook kruisbesmetting met de laminaire lucht voor de stalen. De Europese norm laat de keuze van het klasse II-type aan de eindgebruiker, zolang aan specifieke testcriteria wordt voldaan. In de praktijk is klasse II A2 vaak de meest voorkomende bioveiligheidskast.

Wanneer er met chemicaliën wordt gewerkt, wordt klasse II A2 meestal aangesloten op het ventilatiesysteem van het gebouw via een thimble duct. Dit vereist alleen een bepaald debiet en geen exacte regeling. Type B1, B2 en C1 zijn ontworpen voor het gebruik van biohazards en chemicaliën in dezelfde kast. Deze moeten echter zeer precies worden geregeld, wat een onafhankelijke ventilator en ventilatiesysteem vereist, wat de installatie duurder maakt. In de praktijk is het meestal zinvol om B1, B2 of C1 te overwegen bij het werken met grote hoeveelheden toxische of explosieve chemicaliën. Klasse II A2 hercirculeert namelijk 70% van de lucht in de kast, wat kan leiden tot opbouw van dampen bij gebruik van grote hoeveelheden vluchtige chemicaliën.

Dit type biedt bescherming op drie niveaus, vergelijkbaar met klasse II, maar er is een volledige fysieke luchtdichte scheiding tussen de gebruiker en het product of de proef. Materiaal moet via een sas worden ingevoerd en manipulatie binnen de kast gebeurt via handschoenen. Deze kast wordt doorgaans alleen aangetroffen in bioveiligheidsniveau 4 laboratoria.

Wat betreft het gebruik van chemicaliën binnen een bioveiligheidskast, milde hoeveelheden kunnen worden gebruikt in een klasse II A2-kast. Deze moet echter worden aangesloten op het HVAC-systeem via een extractiekap en leidingen. Het debiet van het HVAC-systeem moet boven een bepaalde waarde liggen. Een andere optie is het gebruik van koolstoffilters, die sommige fabrikanten aanbieden. Deze filters, gevuld met actieve koolstof, kunnen chemische dampen efficiënt opvangen via adsorptie. Bij grote concentraties vluchtige chemicaliën in combinatie met biohazards is klasse II B2 de beste keuze.

Een poederafzuigkast stuurt de lucht via een filter terug het labo in. Hierdoor is deze niet verbonden met de buitenlucht van het HVAC systeem waardoor er geen drukverschillen zijn. De resultaten van de balans bij afwegen zullen hierdoor niet beïnvloed worden. Poeders zijn ook zwaarder dan lucht. Bij een klassieke trekkast zal deze lucht in het HVAC systeem vaak bochten moeten nemen. Poeders hebben de neiging om in bochten van het HVAC systeem op te hopen. Deze 2 bovenstaande factoren maken een poederkast de ideale oplossing voor het afwegen van poeders.

In combinatie met een koolstof filter bovenop de HEPA H14 filter van de poederkast kunnen eventueel vloeibare chemicaliën afgewogen worden.